Scholierencross: samen met de kinderen van je school 800 meter rennen in het bos. Ook Arje (9) wil meedoen. We trainen. Oefenen. Maar als de dag aangebroken is, maakt een klein detail
meedoen moeilijk… hoe lukt het toch?

Zo begint het
Wanneer de uitnodiging om mee te doen aan de Apeldoornse Scholierencross in de schooltassen zit, is Loek (7) meteen enthousiast. Natuurlijk geeft hij zich op! In februari had Loek de ‘kidsrun’ al
gerend. Het zit inmiddels in zijn systeem om elk weekend met zijn papa of met mij een rondje te rennen. En ook Arje lijkt er zin in te hebben: ‘Ik wil met mijn kinderen rennen,’ zegt hij met
volle overtuiging (met 'mijn kinderen', bedoelt hij zijn klasgenoten).
Een goede voorbereiding
Arwen, zijn buurmeisje uit groep 8, zal tijdens de cross met hem meerennen. Ik neem Arje, Loek en beide buurmeisjes mee voor een gezamenlijke training. Gezellig! Het geeft mij ook de kans om
Arwen wat tips mee te geven: ‘pas je maar aan zijn tempo aan’ en ‘als hij gaat wandelen, wandel je maar even mee en dan spoor je hem maar weer aan om te gaan rennen.’
Maar ze heeft me eigenlijk niet nodig, ze voelt het feilloos aan. Arje geniet met volle teugen.
Klein detail
Wanneer de grote dag is aangebroken, zien we in het bos alle scholen opgesteld staan op een groot veld. We halen de startnummers op bij de meester, spelden ze op en zoeken een plekje langs de
afgezette baan. De meisjes van groep 3 zijn het eerst aan de beurt, daarna de jongens van groep 3, dan de meiden van groep 4, en zo komen alle klassen aan de beurt.
Maar plotseling… klinkt er een harde knal.
Arje krimpt ineen.
Zijn handen bedekken vliegensvlug zijn oren.
Zijn ogen schieten vol met tranen.
Verdorie, denk ik, aan een geluidsbeschermer heb ik niet gedacht.
Ik had totaal geen rekening gehouden met de aanwezigheid van… een startschot.
Dit detail maakt meedoen moeilijk
Angstig kijkt Arje me aan. Kan ik hem geruststellen, terwijl ik weet dat die knal zich elk kwartier herhaalt? Ik vertel dat het startschot klinkt zodat iedereen weet wanneer hij moet wegrennen.
‘Het klinkt écht alleen wanneer een groep begint met rennen, nu is het voorbij. Geef je handen maar aan mij, dan hou ik ze vast.’ Maar Arje houdt ze angstvallig op de plek waar ze de meeste
bescherming bieden.
Het volgende half uur is hij niet aanspreekbaar. Hij lijkt helemaal van de wereld te zijn. Zijn hele lijf trilt bij het 2e startschot.
‘Kijk Arje, daar gaat Loek! Hup Loek!’ Arje kijkt wel, maar ziet niets.
‘Er komt nog 1 startschot, Arje, daarna ben jij aan de beurt.’
Met veel moeite lukt het me om hem naar de start te brengen.
Hoe lukt het toch?
Als Arwen hem ziet, neemt ze hem mee naar het startvak. Wonderbaarlijk loopt hij met haar mee. Als ik naar Arje kijk, met zijn handen op de oren en de wazige blik in zijn ogen, betwijfel ik of hij wel gaat rennen. Iemand van de organisatie tilt hem even op zodat hij de meneer in het rood kan zien die het startschot zal lossen. Maar het maakt niets uit. De meest voor de hand liggende reactie na het startschot is een onbedaarlijke huilbui.
Daar klinkt het startschot.
En ik kan niet eens precies volgen wat er gebeurt.
Maar ik hoor Arwens stem: ‘Daar gaan we!’
En jawel…
Arje rent met haar mee.
We rennen naar een plek waar we kunnen aanmoedigen.
Daar komen ze aan.
Arje’s kleine hand in Arwen’s grote hand.
‘Hup Arje, hup Arwen!’ roepen we.
En trots begint hij te zwaaien.
Zijn lach… onbetaalbaar.